Moord met een hoger doel

- -
- 100%
- +
“We hebben hem,” zei Ramirez. “Maar maak je nog niet al te blij. De beelden zijn korrelig en het is lastig te zien, maar de hele ontvoering werd door twee camera’s geregistreerd. Jenkins verliet zondagnacht iets na halfdrie een feestje om naar het huis van haar vriend te gaan. Hij woont op ongeveer vijf straten van het Kappa Kappa Gamma-gebouw. Avery nam dezelfde weg die Jenkins normaal zou hebben genomen. Ze kwam langs een steegje. Ik weet niet hoe ze erbij kwam, maar opeens kreeg ze het idee om de bewakingscamera van een sigarettenwinkel daar in de buurt te controleren.”
“Daar is een bevelschrift voor nodig,” onderbrak Dylan.
“Alleen als iemand erom vraagt,” antwoordde Avery. “En soms kom je al een heel eind met enkel een vriendelijke lach en een aardig gesprekje. Deze winkel kreeg het afgelopen jaar een keer of tien met vandalisme te maken,” vervolgde ze. “Onlangs heeft de eigenaar een bewakingscamera geïnstalleerd. Nu ligt die winkel aan de andere kant van de straat, schuin tegenover dat steegje en op een wat grotere afstand, maar toch kun je op de beelden duidelijk een meisje zien – en ik geloof echt dat het Cindy Jenkins was – die tussen de bomen vastgegrepen wordt.”
“En toen belde ze mij,” ging Ramirez verder. “Eerlijk gezegd dacht ik dat ze gek was. Echt waar. Die beelden leken mij echt niet duidelijk genoeg. Maar Avery wilde dat ik de forensische dienst belde om de hele zaak daar ter plaatse te onderzoeken. Je kunt je wel voorstellen dat ik kwaad was. Maar,” zei hij enthousiast, “ze had gelijk. Er hing nog een andere camera in de buurt, bij het laadperron op het einde van het steegje. We vroegen het bedrijf of we de beelden konden zien. Ze gingen akkoord en boem!” zei hij met uitgestrekte armen. “Op de beelden zagen we een man uit het steegje komen die ons slachtoffer stevig vasthield. Dezelfde jurk. Dezelfde schoenen. Hij was tenger gebouwd en duidelijk kleiner dan Cindy, en hij danste. Hij hield haar vast en danste werkelijk met haar. Ze was duidelijk onder invloed van iets. Haar voeten hingen er maar zo’n beetje bij. Op een bepaald ogenblik kijkt hij zelfs recht in de camera. Die griezel stond ons gewoon uit te lachen. Hij zette haar op de passagiersstoel van een minibusje en reed weg alsof er niets was gebeurd. Een donkerblauwe Chrysler was het.”
“Kenteken?” vroeg Dylan.
“Vals natuurlijk. Ik heb het al gecheckt. Zal wel een nep nummerplaat zijn. Ik ben een lijst aan het samenstellen van alle Chrysler-minibusjes met dezelfde kleur die de afgelopen vijf jaar in een straal van vijf naburige staten werden verkocht. Hij had zich natuurlijk ook hebben vermomd. Je kon amper zijn gezicht zien. Hij had een snor, mogelijk een pruik op en droeg een bril. Het enige wat we kunnen inschatten is zijn lengte – ongeveer een meter zeventig – en misschien zijn huidskleur: blank.”
“Waar zijn de opnamen?” vroeg O’Malley.
“Beneden bij Sarah,” antwoordde Avery. “Ze zegt dat het wel een tijdje kan duren, maar ze zal proberen op basis van wat ze kan zien morgen een compositietekening af te hebben. Als we iets van een gezicht hebben, kunnen we dat vergelijken met onze verdachten en onze database checken om te kijken of er iets herkenbaars tussen zit.”
“Waar zijn Jones en Thompson?” vroeg Dylan.
“Ik hoop dat ze nog steeds aan het werk zijn,” zei Avery. “Thompson heeft de leiding over de surveillance in het park. Jones probeert uit te zoeken waar het busje heen reed nadat hij uit het zicht verdween.”
“Toen we vertrokken,” voegde Ramirez eraan toe, “had Jones al minstens zes verschillende camera’s binnen een straal van tien straten rond het steegje ontdekt die weleens interessant zouden kunnen zijn.”
“Zelfs al verliest hij het busje uit het oog,” zei Avery, “dan weten we tenminste welke kant het op is gegaan. We weten dat hij vanuit het steegje in noordelijke richting ging. Samen met wat Thompson eventueel in het park vindt, zal dat het mogelijk maken om een bepaald gebied af te bakenen, en als het moet kunnen we alle huizen contoleren.”
“Hoe zit het met sporen?” vroeg O’Malley.
“Niets gevonden in het steegje,” antwoordde Avery.
“Is dit alles?”
“We hebben ook enkele verdachten. De avond van haar ontvoering was Cindy op een feestje. Er was daar ook een gozer die George Fine heet. Naar verluidt zit hij al jaren achter Cindy aan: hij volgt dezelfde vakken als zij en verschijnt op alle feestjes waar Cindy ook is. Zaterdag kuste hij Cindy voor de eerste keer en heeft hij de hele avond met haar gedanst.”
“Heb je hem al gesproken?”
“Nog niet,” zei ze en ze keek hierbij naar Dylan. “Ik wilde eerst je toestemming vragen voordat ik heel Harvard in rep en roer zou brengen.”
“Ik ben blij dat je toch iets van gevoel voor protocol hebt,” gromde Dylan.
“En dan hebben we nog haar vriendje,” voegde Avery eraan toe, “Winston Graves. Cindy zou die nacht naar zijn huis komen. Maar ze is er nooit aangekomen.”
“Dus we hebben twee mogelijke verdachten, opnamen van de ontvoering en een busje dat we moeten opsporen. Ik ben onder de indruk. En het motief? Heb je daar al over nagedacht?”
Avery meed zijn blik.
Zowel de camerabeelden als de manier waarop het slachtoffer was behandeld en neergezet, wezen op een man die genoot van wat hij deed. Hij had het al eerder gedaan en hij zou het weer doen. Hij werd kennelijk gemotiveerd door een kick van machtsgevoelens, want hij trok zich niets aan van de politie. Dat leidde ze af uit de buiging die hij voor de camera bij het steegje had gemaakt. Daar was ofwel lef ofwel domheid voor nodig, en niets in de manier waarop hij het lichaam had gedumpt of haar had ontvoerd wees op een gebrek aan beoordelingsvermogen.
“Hij speelt een spelletje met ons,” zei ze. “Hij houdt van wat hij doet en hij wil het nog een keer doen. Ik denk dat hij een plan heeft. Dit is nog niet voorbij.”
Dylan snoof en schudde zijn hoofd. “Belachelijk,” siste hij.
“Goed,” zei O’Malley. “Avery, je mag morgen met de verdachten gaan praten. Dylan, jij licht Harvard in dat Avery morgen langskomt. Ik bel vanavond de hoofdcommissaris en licht hem in over wat we tot zo ver hebben. Ik kan ook bevelschriften regelen voor de bewakingscamera’s. Zorg ervoor dat Thompson en Jones alert blijven. Dan, ik weet dat je het de hele dag al behoorlijk druk heb gehad, maar nog één klusje en dan kun je naar huis. Probeer achter de adressen van die twee jongens van Harvard te komen. Rij er even langs op weg naar huis. Probeer er zeker van te zijn dat ze deze nacht nergens naartoe gaan. Ik wil niet dat iemand de benen neemt.”
“Komt in orde,” zei Ramirez.
“Goed!” O’Malley klapte in zijn handen. “Aan de slag. Jullie hebben prima werk geleverd. Je mag trots zijn op jezelf. Avery en Dylan, wacht nog even hier.”
Ramirez wees naar Avery. “Zal ik je morgen ophalen? Acht uur? Dan kunnen we samen hierheen komen.”
“Prima.”
“Ik ga nog even bij Sarah langs, misschien heeft ze de tekening al.”
Het enthousiasme van een partner die graag wilde helpen, uit zichzelf en zonder dat ze het hoefde te vragen, was nieuw voor Avery. Alle andere partners die zo ooit had gehad sinds ze bij de politie was gekomen, zagen haar het liefst de mist in gaan.
“Klinkt goed,” zei ze.
Nu Ramirez vertrokken was liet O’Malley Dylan aan de ene kant van de vergadertafel plaatsnemen en Avery aan de andere kant. “Luister, jullie allebei,” zei hij met krachtige stem. “Mijn baas belde me vandaag op met de vraag hoe ik het ooit in mijn hoofd heb kunnen halen een bekende en beruchte ex-strafpleiter op deze zaak te zetten. Avery, ik heb hem verteld dat je de perfecte persoon was voor deze zaak en ik sta achter mijn beslissing. Het werk dat je vandaag hebt geleverd, bewijst dat ik gelijk had. Het is echter al halfacht en ik zit nog steeds hier. Ik heb een vrouw en drie kinderen die thuis op me zitten te wachten en ik wil niets liever dan naar huis gaan en deze ellendige plek hier even vergeten. Maar blijkbaar delen jullie mijn bezorgdheid niet, dus begrijpen jullie misschien niet wat ik probeer te zeggen.”
Verwonderd keek Avery hem aan.
“Doe dus wat jullie moeten doen en val me niet langer lastig met jullie flauwekul!” riep hij uit.
Een gespannen stilte vulde de kamer.
“Dylan, neem je taak op als verantwoordelijke van de dienst! Bel me niet voor elk onbenullig detail. Zorg ervoor dat je je mensen zelf onder controle hebt. En jij,” – hij wendde zich tot Avery – “hou maar op met je zogenaamde grappen en laat die wat-kan-mij-het-schelen houding varen, en doe maar gewoon alsof het je wél iets kan schelen, want ik weet dat dat zo is.” Hij staarde haar lange tijd aan. “Dylan en ik hebben uren op een telefoontje van jullie gewacht. Wil je je radio uitschakelen? Wil je geen telefoons beantwoorden? Misschien kun je dan beter nadenken? Prima, doe je best. Maar wanneer een leidinggevende je opbelt, dan bel je hem terug. Als dit nog eens gebeurt, dan haal ik je van de zaak. Begrepen?”
Avery knikte onderdanig. “Begrepen,” zei ze.
“Ik snap het,” zei Dylan en hij knikte.
“Prima,” zei O’Malley. Hij richtte zich op en glimlachte. “Ik had dit eigenlijk al veel eerder moeten doen, maar nu lijkt me wel een geschikt ogenblik. Avery, ik stel je graag voor aan Dylan Connelly, een gescheiden vader van twee kinderen. Zijn vrouw verliet hem twee jaar geleden omdat hij nooit thuis was en te veel dronk. Ze hebben een nieuw leven in Maine opgebouwd en hij ziet zijn kinderen nooit, dus daarom is hij de hele tijd zo chagrijnig.”
Dylan verstijfde en stond op het punt iets te zeggen, maar zweeg.
“En Dylan, dit is Avery Black, voormalig strafpleiter die het helemaal verneukt heeft en een van de gevaarlijkste seriemoordenaars weer de straten van Boston in heeft laten gaan, een man die opnieuw heeft gemoord en haar hele leven heeft verwoest. Ze verloor een miljoenendeal, heeft een ex-man en een kind dat haar nauwelijks nog wil zien. En net zoals jij verdringt ze haar verdriet door hard te werken en te veel alcohol te drinken. Zien jullie nu in dat jullie eigenlijk meer op elkaar lijken dan jullie denken?” Plotseling werd hij weer ernstig. “Stel me niet nog een keer teleur of ik haal jullie allebei van de zaak.”
HOOFDSTUK ACHT
Avery en Dylan waren alleen achtergebleven in de vergaderzaal. Zwijgend zaten ze tegenover elkaar. Geen van beiden bewoog. Dylan hield zijn hoofd gebogen. Hij had een ondefinieerbare grimas op zijn gezicht en leek over iets na te denken. Voor het eerst voelde Avery enige sympathie voor hem. “Ik weet hoe je je voelt,” begon Avery.
Dylan stond zo plotseling en snel op dat zijn stoel tegen de muur knalde. “Denk maar niet dat dit ook maar iets verandert,” zei hij. “Jij en ik zijn totaal verschillend.”
Zijn dreigende lichaamshouding straalde woede en afstandelijkheid uit, maar zijn ogen zeiden iets anders. Avery kon zien dat hij elk ogenblik kon instorten. De hoofdinspecteur had iets gezegd wat hem had geraakt, net zoals het haar had geraakt. Beiden waren beschadigd, eenzaam. Alleen.
“Luister,” zei ze, “ik dacht alleen...”
Dylan draaide zich om en opende de deur. De manier waarop hij de ruimte verliet bevestigde haar vermoedens: hij had tranen in zijn bloeddoorlopen ogen.
“Verdorie,” mompelde ze.
De avonden vond Avery het ergst. Ze had geen vriendenkring meer, geen echte hobby’s behalve haar werk en ze voelde zich meestal zo moe dat ze zich niet kon voorstellen om wat te sporten. Helemaal alleen aan die grote vergadertafel liet ze haar hoofd zakken en vreesde voor wat komen zou.
Naar huis gaan na deze zware dag voelde net als alle andere dagen, alleen was de sfeer behoorlijk geladen en vele collega’s werden door het voorpaginanieuws nog meer aangemoedigd.
“Hé, Black,” riep iemand, terwijl hij naar haar foto wees. “Leuke kop.”
Een andere agent tikte op de foto van Howard Randall. “Volgens dit verhaal waren jullie behoorlijk gek op elkaar, Black. Hou je van gerontofilie? Je weet toch wel wat dat betekent? Dat je het graag met oude mannetjes doet.”
“Wat zijn jullie toch grappig.” Ze glimlachte en richtte als een wapen haar vingers op hen.
“Rot op, Black.”
In de garage stond een witte BMW geparkeerd, vijf jaar oud, vuil en verwaarloosd. Avery had die gekocht op het hoogtepunt van haar succes als strafpleiter.
Waar zat je toen met je gedachten? mijmerde ze. Waarom koopt iemand nu een wítte auto?
Prestige, herinnerde ze zich. De witte BMW was opvallend en flitsend geweest en ze wilde er iedereen duidelijk mee maken dat ze het had gemaakt. Nu was hij niet meer dan een herinnering aan haar mislukkingen.
Avery’s flat was in Bolton Street, in het zuidelijk deel van Boston. Het was een kleine flat, op de tweede verdieping, met twee slaapkamers. Het was heel wat minder dan haar vorige luxueuze penthouse, maar het was er ruim en netjes, met een mooi terras, waar ze kon ontspannen na een drukke werkdag.
De woonkamer was groot en op de vloer lag een zacht bruin tapijt. De keuken bevond zich rechts van de voordeur en was door twee grote kookeilanden afgescheiden van de rest van de kamer. Planten of dieren had ze niet. De flat lag aan de noordzijde van het gebouw, waardoor het er meestal donker was.
Avery gooide haar sleutels en de rest van haar spullen op tafel: wapen, schouderholster, portofoon, badge, riem, telefoon en portefeuille. Op weg naar de douche deed ze haar kleren uit.
Na een lange douche om de gebeurtenissen van de dag van zich af te spoelen, deed ze gemakkelijke kleding aan, nam een biertje, griste ze haar telefoon van tafel en ging naar het terras. Ze keek op haar telefoon en zag twintig gemiste oproepen en zo’n tien berichten. De meeste waren van Connelly en O’Malley, en met een hoop geschreeuw.
Soms was Avery zo geconcentreerd met een zaak bezig dat ze weigerde haar telefoon te beantwoorden, vooral als ze nog geen enkel puzzelstukje op zijn plek had weten te leggen. Vandaag was zo’n soort dag geweest.
Ze scrolde omlaag langs de laatstgekozen nummers en langs alle nummers van diegenen die haar de laatste maand hadden opgebeld. Niet een ervan was van haar dochter of haar ex.
Opeens besefte ze dat ze hen miste.
Ze koos een nummer.
De telefoon ging over.
Een boodschap beantwoordde haar oproep: “Hallo, met Rose. Ik ben er even niet, maar als je een korte boodschap inspreekt met je naam en nummer, dan bel ik je zo snel mogelijk terug. Dank je wel.” Piep.
Even speelde ze met het idee Jack te bellen, haar ex. Hij was een goeie vent, haar schoolliefde en met een hart van goud, echt een heel fijne persoon. Toen ze achttien was hadden ze een passionele relatie gehad, maar met haar misselijkmakend ego nadat ze de baan van haar leven had binnengehaald, had ze alles verpest.
Jarenlang had ze anderen de schuld gegeven voor hun scheiding en voor de breuk met haar dochter: Howard Randall met zijn leugens, haar vorige baas, het geld, de macht en alle personen die ze had moeten gebruiken en misleiden om de waarheid steeds een stap voor te blijven. Langzaamaan werden haar klanten minder betrouwbaar en toch wilde ze doorgaan, ze bleef blind voor de waarheid en speelde een spel met de gerechtigheid, enkel en alleen om dat ene doel te kunnen bereiken: winnen. Nog een laatste zaak, had ze zich vaak voorgenomen. De volgende keer verdedig ik iemand die écht onschuldig is en zet ik alles recht.
Howard Randall was die laatste zaak geweest.
“Ik ben onschuldig,” had hij uitgeroepen bij hun eerste ontmoeting. “Deze studenten zijn mijn leven. Waarom zou ik ze iets willen aandoen?”
Avery had hem geloofd en voor de eerste keer in lange tijd had ze ook geloofd in zichzelf. Randall was een wereldberoemde professor Psychologie aan Harvard, in de zestig, zonder enig motief en voor zover bekend geen verleden vol krankzinnige persoonlijke overtuigingen. Hij zag er zelfs zwak en gebroken uit en Avery had altijd al de zwakken willen verdedigen.
Hem vrij krijgen was het hoogtepunt van haar carrière geweest, het allerhoogste wat ze ooit had kunnen bereiken. Tot hij weer moordde, met als enige doel haar als mislukte advocate te kijk te zetten.
Het enige wat Avery had willen weten was: waarom?
“Waarom heb je het gedaan?” had ze hem ooit eens gevraagd in zijn cel. “Waarom heb je gelogen en mij erin geluisd? Enkel maar om voor de rest van je leven vast te zitten?”
“Omdat ik wist dat je kon worden gered,” had Howard haar geantwoord.
Gered, dacht Avery.
Is dit dan verlossing, vroeg ze zich af en ze keek om zich heen. Hier? Nu? Geen vrienden? Geen gezin? Met een biertje in mijn hand een nieuw leven proberen op te bouwen en op moordenaars te jagen om mijn fouten uit het verleden recht te zetten? Ze nam een slok bier en schudde haar hoofd. Nee, dit is geen verlossing. Nog niet, tenminste.
Ze dacht weer aan de moordenaar.
Er begon zich een beeld van hem te vormen in haar hoofd: stil, eenzaam, wanhopig op zoek naar aandacht, een specialist in kruiden en in lichamen. Een alcoholist of een drugsverslaafde was uitgesloten. Daarvoor was hij te voorzichtig. Het minibusje kon op een gezinsleven wijzen, maar zijn acties wezen uit dat een gezin was wat hij wílde, niet wat hij hád.
Gedachten en beelden spookten door haar hoofd en na nog twee biertjes viel ze in haar comfortabele tuinstoel in slaap.
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «Литрес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на Литрес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.








